[p.2] Over zo'n nabijheid kan zelfs niets worden gezegd. Wie er / toch iets over zegt, beseft niet dat hij praat over een / ‘nabijheid’ met schending van zijn belofte dat hij zou / praten over een niet-besefte-nabijheid. // Om niet in mijn maniakale schoolmeesterlijkheid te vervallen / (voor deze keer) beantwoord ik de rest van je brief aforis- / me gewijs. // Nood leert bidden - maar bidden is niet hetzelfde als / filosoferen. // God zag dat het (t.w. de schepping) goed was. Ik vroeg: /goed waarvoor? Jij antwoordt: goed voor God. // Guinness is good voor you... Beste Hanlo, je godsopvat- / ting komt bedenkelijk dicht in de buurt van die van Sade. // De mens als chemisch proces. Ik bedoel: primitieven zijn / (soms) animist, d.w.z. ze praten niet alleen over de mensen, / maar ook over dieren, planten, stenen, voorwerpen, alsof ze / bezield zijn. // De moderne wetenschap kan over alles: stenen, planten, / dieren, mensen alleen iets zinrijks zeggen door te doen / alsof het onbezield is. // Dit heeft met determinisme of causaliteit niet zoveel / te maken, als vroeger wel eens is gedacht. Wittgenstein / zegt: Der Glaube an den Kausalnexus ist der Aberglaube. // Ziel is iets waarover au fond niets te zeggen valt. Ik / bedoel: in het gunstigste geval maken wij een roman of een / gedicht. Ik zeg niet dat dit niet de moeite waard is, maar / wel dat er geen wereldbeschouwing op gebaseerd kan worden. // Een wereldbeschouwing op de natuurwetenschappen baseren / is trouwens in de praktijk ook niet mogelijk, d.w.z. het / zou noodgedwongen een onleefbare wereldbeschouwing zijn, / alleen al omdat geen wetenschap bewijzen kan dat de mens / moet leven. // Ik groet je hartelijk en dank je voor je brief. // Tot ziens / Hermans
dinsdag 7 april 2009
Kurt Snoekx mailde me met de vraag of hij me mocht bellen me omdat hij in de agenda van Brussel Deze Week aandacht wil besteden aan de avond in Elsene. Ik realiseer me dat het woord 'nabijheid' nog niet had ingezet. De telefoon nemen en de schrijver opbellen, zoals Salinger zijn held Holden Caulfield laat zeggen, betekent dat die persoon je, op de een of andere manier al nabij is, nog voor je hem gebeld hebt. Sommige mensen bel je nu eenmaal liever niet, zoals Holden dat zelf ook meteen aangeeft. Toen ik het woord nabijheid gegoogeld had op afbeeldingen, kwam ik op deze interessante brief van W.F.Hermans. (Bij zo'n afbeelding staat trouwens altijd: 'bekijk de afbeelding op ware grootte.')
zondag 5 april 2009
Het laatste gesprek is opgenomen. Tijd voor mij om terug te kijken en mijn onderzoek hard te maken. Twee van de drie boeken leunen (omwille van hun a-typische vorm) wat hun innerlijke samenhang en noodzaak betrof, zo dacht ik steeds in de eerste plaats op het 'ik' en 'het oeuvre of overige werk en onderzoek' van de desbetreffende schrijvers. Columns, essays, gedichten, gedachten over de geschiedenis en de beeldende kunst. Moeilijk deze boeken 'een roman' te noemen en toch valt alles voor -mij, de lezer- als een geheel op zijn plaats. De drie schrijvers maakten zowel tijdens de gesprekken, als in hun boeken, opmerkingen over de plaats van en het begrijpen van het 'ik'. Als ik 'ik zeg in een gedicht, zei Tonnus Oosterhoff me, is het nooit 'ik' die 'ik' zeg. K. Michel gaf dan weer toe dat we het 'ik' nodig hebben, als een kapstok waar we dingen aan kunnen hangen. Als we dat niet doen worden we gek, maar tegelijkertijd is het 'ik' gevaarlijk als gemalen glas in het voer van honden. Wim Noordhoek tenslotte hoopt er in 'Is daar Iemand?' op 'dat er in de letteren heel nieuwe verhalen ontstaan over de verschijningsvormen van het ik, de toestanden van het brein.' In het artikel over de chronotoop, koppelt Bachtin het ontstaan van het genre van de roman aan de manier waarop wij de tijd begrijpen en interpreteren. Bachtin onderzoekt de soorten -ik's- of helden die de verschillende ontstaansvormen van de roman door de eeuwen heen hebben bevolkt. In het reisverhaal is het 'ik' vaak een nar, een gek of een verschoppeling die naar de wereld kijkt en over haar vertelt. Een flaneur, een wandelaar, een voorbijganger, een einzelganger, een bedrieger, een hartendief, een profiteur, een vrouwen/mannenversierder, een oplichter, een mensenhater, een vreemde, een vagebond. Met 'ontwikkelde psychologie' heeft dat (zo wil mijn vooruitgangsdenken steeds) weinig te maken. Des te doeltreffender echter, werd de wereld toen al door deze ogen, gezien en begrepen.
vrijdag 27 maart 2009
Het allereerste gesprek had ik op een zaterdag met K. Michel. Toen we de trap opgingen hield Michel opgewonden fluisterend halt op de tweede of derde verdieping voor het raam in de gang. Er zat een eekhoorn hoog in de boom voor het huis. Met mijn camera en het statief en mijn weekendtas wandelde ik onhandig maar nieuwsgierig terug. Ik maakte tot mijn ergernis erg veel lawaai. Niet dat het wat had uitgemaakt, we stonden achter glas terwijl we toekeken hoe de eekhoorn met de kop eerst van een tak of was het de stam naar beneden klom. De eekhoorn trippelde haast gewichtsloos, zonder last te hebben van de zwaartekracht. Ik werd er duizelig van. Een dag later zag ik het lang vergeten schilderij van Holbein. Daar was hij weer! Een behulpzame vriend legde uit dat hij meende ergens gehoord te hebben dat de eekhoorn symbool staat voor huiselijkheid. Met huiselijkheid hebben deze gesprekken helemaal niets te maken gehad.
Morgen ga ik voor de laatste keer naar Amsterdam voor het allerlaatste gesprek met Wim.
dinsdag 10 maart 2009
Is er een andere manier van kijken dan 'zondig kijken'? Ik praatte eens een uur lang met een blinde vriend op een druk feest om naderhand te beseffen dat als er een ander voor me stond die me zogezegd wel kon zien, wij hoofdzakelijk onszelf zagen. Nooit is die gewaarwording zo sterk geweest. Het kijken werd die avond een dwangmatige overbodige handeling die voortdurend storing veroorzaakte. Praten met mijn blinde vriend werd 'kijken naar wat zich binnenin afspeelde', en dat uit alle macht proberen zichtbaar maken. Terwijl ik dat deed zag ik eerst nog een tijdlang mezelf maar ook dat hield al snel op. Voor de rest van de avond voelde ik me, dankzij hem, van mijn eigen blik verlost. Alex Mol noemt kijken zonder geluid 'zondig kijken'. 'Ongedurig wilde ik een sigaret opsteken, maar er lag er al een te smeulen in de asbak. Ik wilde de televisie aanzetten, maar merkte dat hij al aanstond, met het geluid uit. Een mijnheer met kalend hoofd met schapenhaar zat in een huiskamer. Hij praatte en praatte, geluidloos. Zondig kijken is dit, dacht ik, die man heeft zichzelf ook niet gemaakt. Maar hoe meer ik hem bestudeerde, hoe meer ik de indruk kreeg dat hij, als hij het voor het zeggen had, zichzelf precies op deze manier zou hebben gemaakt. Hij zat daar in zijn stoel,veilig thuis. Wat kon hem gebeuren? Alles. Onwillekeurig begon ik zijn gezicht, zijn jasje, zijn bril te beschouwen als zijn eigenlijke mededeling. Hij zei: 'Toch nog even naar de kapper geweest, ziet U wel. En ook niet vergeten de bril te poetsen.' En nu, tegen het film licht, verschijnen opeens zijn neusharen. Borstelige sprieten, uiteinden van een inwendige snor. Het lijkt alsof binnen in deze man een oerbos groeit dat hier naar buiten woekert. Van binnen is deze man vol haar. De kijker kijkt. Als leeggelopen opblaaspoppen blijven z'n slachtoffers over. Help deze mijnheer, denk ik, dat de kijker niet kijkt. Dat hij even moe is. (...) (Is daar iemand 1999) Ook bij Tonnus Oosterhoff wordt het kijken van de schrijver een 'doen.'
Zo hangt de regen als een schaduw
als regen blijft hangen. Het kerkvolk
trok de Dom over zich heen; de kerk
duwde met zijn vuist het volk binnenstebuiten.
Zo gingen ze verloren, de mensen van olim, de mensen gegaan.
Hun nazaten pikken het niet. Wat niet?
Klimaat niet. Dat er klimaat is.
In elke advocaat huist een valk
waarin een advocaat kantoor houdt,
advocatenkantoor Valk, Advocaat & Valk
Zo blijft elk wezen een meesterwerken
bevattende cocon in een meesterwerk verscholen.
(Ware grootte 2008)
Zo hangt de regen als een schaduw
als regen blijft hangen. Het kerkvolk
trok de Dom over zich heen; de kerk
duwde met zijn vuist het volk binnenstebuiten.
Zo gingen ze verloren, de mensen van olim, de mensen gegaan.
Hun nazaten pikken het niet. Wat niet?
Klimaat niet. Dat er klimaat is.
In elke advocaat huist een valk
waarin een advocaat kantoor houdt,
advocatenkantoor Valk, Advocaat & Valk
Zo blijft elk wezen een meesterwerken
bevattende cocon in een meesterwerk verscholen.
(Ware grootte 2008)
Afgelopen zaterdag had ik voor het eerst een gesprek met Tonnus Oosterhoff over zijn bundel Ware grootte (2008). Ik begon ermee uit te leggen hoe het project 'Op weg naar Elsene' was ontstaan. Salinger, vertelde ik aan Tonnus, liet zijn personage Holden Caulfield zeggen dat hij, als hij een goed boek gelezen had, de telefoon zou willen nemen om de schrijver op te bellen alsof hij of zij een goede vriend van hem was. Wat Holden bedenkt, zeg ik, wil ik ten uitvoer brengen: met die schrijvers praten, alsof het vrienden van me zijn. Salinger zelf zou aan dit project in geen geval hebben meegewerkt, merkte Tonnus onmiddellijk fijntjes op. Het is op veel vlakken een onmogelijk project gaf ik schoorvoetend toe. Niet alleen heb ik al een opeenstapeling van stommiteiten en een enorme hoeveelheid technische ongelukken achter de rug, ik heb ook nog eens het gevoel dat ik vlinders probeer te vangen, zonder schepnet. Hoe de dierbare aanwezigheid van een vriend vermomd als schrijver, een stem, die je ergens in jezelf hoorde praten terwijl je het boek las, recht te doen? Het is onmogelijk. Niet alleen heb ik twee gesprekken wegens eerder vernoemde stommiteiten eenvoudigweg niet opgenomen, de gesprekken kunnen sowieso niet anders dan afbreuk doen aan de boeken. Dit hier te zeggen lucht op. Maar ik moet toch verder. In het boek van K. Michel In een handpalm (2008) zijn een reeks naam-gedichten van de Cree- indianen opgenomen. Ze werden verzameld en vertaald door de jonge antropoloog en schrijver Howard Norman. 'Het uitspreken van de naam is het beginnen van het verhaal.' (p. 132) Zo is er een jongen die 'recht naar benden regen' wordt genoemd. Een andere heet 'knopenleggend geboren.'
Toen hij naar buiten kwam, de wereld in,
zat de navelstreng
gedraaid om zijn tenen.
Dat hij al zo vroeg knopen legde
daar maakten wij ons geen zorgen over.
We knoopten hem los.
Later hoorde hij het verhaal
van zijn geboorte.
het zette hem aan om weer knopen te gaan leggen.
Hij bond de dingen rond zijn huis vast,
STRAK, alsof alles zou kunnen wegdrijven
op een rivier.
De rivier kwam voort
uit een droom die hij had.
Huisdingen werden vastgebonden
'snachts. Overhemden, andere kleren ook,
en een ketel. Al die dingen
werden aan zijn voeten gebonden
zodat ze niet zouden wegdrijven
op de rivier die hij droomde.
Als je bij hem binnenliep
kon je dit zien.
Misschien verdween de droom
omdat het te ongemakkelijk werd
om met vastgebonden overhemden te slapen.
En met een ketel.
Nadat de droom verdwenen was,
stopte hij met het vastbinden van dingen,
BEHALVE die ene nacht dat hij
een klein vuur vastknoopte.
Strak vast, een klein takkenvuur!
Het vuur maakte zich los op zijn eigen manier.
Toen ik (zes jaar oud) deel uitmaakte van een jeugdbeweging en we op Indianenkamp gingen, doopte men mij 'lichte vlinder.' Het werd op een lederen bandje geschreven en het bandje ging om mijn pols. Wat was ik trots! Voor zover het nu na jaren nog van toepassing op me is, wil ik het volgende zeggen: lichte vlinder heeft er genoeg van! Waarvan? Van zichzelf. De tweede opnames (de eerste waren helaas zonder geluid opgenomen en zijn alleen nog geschikt voor lip-lezers) die ik afgelopen zaterdagmiddag met Wim Noordhoek maakte over Is daar iemand (1999) gingen ook deze keer voor het grootste deel verloren. Waarom? Ik vergat naar alle waarschijnlijkheid op de startknop te duwen. Of ik duwde wel, maar ik duwde niet hard genoeg. Bijgevolg is het gesprek over de volgende 'onsterfelijke regel' uit de Reizen en avonturen van Mijnheer Prikkebeen voorgoed verdwenen. 'Lieve zuster Ursula, ik ga naar Amerika.' Want, zo blijkt: Amerika is het kapellen-land, kapellen zijn vlinders en dat is het enige wat Prikkebeen wil: vlinders vangen. Alex Mol spreekt hem soms hardop uit deze zin: '(...) op moeilijke momenten. Om mezelf wijs te maken dat er een uitweg is, dat er nog iets anders bestaat dan ik, hier en nu.'
donderdag 5 maart 2009
Dit is de dag van de correcties. K. Michel mailt me de tekst door zoals hij naar alle waarschijnlijkheid in werkelijkheid aan de deur heeft gehangen in Leuven, ik pas hem zelf nog eens aan zodat hij nog Vlaams-er klinkt. Wim Noordhoek mailt me dat opruimen ook uit-de-weg-ruimen is, als in ombrengen. De webmaster heeft dit blog dan weer gecorrigeerd zodat ik niet meer weet in welk lettertype dit dadelijk zal verschijnen.
woensdag 4 maart 2009
-Opruimen- betekent een ruimte oprekken tot er nieuwe ruimte bijgekomen is. Stof verwijderen.Licht maken. Opruimen betekent de sporen van je eerdere, al dan niet gewenste aanwezigheid uitwissen. Opruimen betekent het toekennen van een plaats en bestemming aan iets wat eerder nog geen plaats of bestemming had. Dit zijn de associatieve bedenkingen die ik bij het woord opruimen had toen ik deze ochtend wakker werd en dacht aan de manier waarop Wim Noordhoek en K. Michel in hun boeken met de werkelijkheid omgaan. Meer nog dan 'overbodige dingen' verwijderen, betekent opruimen, het -teruggeven van de ruimte aan de ruimte-, een opgeruimde keuken is een keuken waarin weer gewerkt kan worden. Een 'opgeruimd' iemand is een vrolijk iemand. Hij of zij heeft eerdere storende aanwezigheden of uitgewist of een plaats gegegeven. Waar een echte opruimer niet omheen kan, is dat hij of zij niet zal kunnen ontsnappen aan de drang om zichzelf op te ruimen. Zaak is daarbij dat hij of zij zichzelf aan zichzelf zal moeten teruggeven. Dat is dan weer een kwestie van bemiddelen en onderhandelen. Wat wil je terug van 'jezelf' en wat liever niet? Op pagina 107 in Is daar iemand? wil Alex Mol graag eens een filmbestelling plaatsen. 'I want a cup of coffee and I want it now.' Hij heeft daar recht op. Maar tussen hem en zijn eerste slok wachten nog de bestelling, de bediening en de bereiding met hun onverdraaglijk tijdverlies. 'Als ik toch in een film speel, moet ik nu de cafetariatafel met Brabants-bont kleedje, maggi-peper-en-zout-stel, vaasje kunstbloemen en al ondersteboven keren, roepend: And when I say now I mean NOW!' Dan slaat de twijfel toe. Je haalt meer uit je leven, als je meer doet, bedenkt Mol, maar als de mooie dingen sneller komen, zijn ze ook eerder voorbij. Je kan altijd een tweede kop koffie bestellen, hoewel... 'Geen tweede kop koffie smaakt zo goed als de eerste. Trouwens, je hebt je eerste nog niet eens gehad, want je had de tafel omgegooid. Dus je moet het gaan goedmaken, eerst met de dienster die net voorbij kwam met een blad hamburgers en nu besmeurd met ketchup op de grond ligt, en dan met de baas die die al een rekening schrijft terwijl een bewaker je in de houdgreep neemt.' Mol moet zichzelf (met tegenzin?) toegeven dat hij een man van lang verheugen en mooi treurig nooit krijgen is. Toen ik gisteren mijn bureaublad begon op te ruimen, kwam ik deze twee beelden tegen. De fysieke overeenkomst tussen Sebald's personage Austerlitz in het gelijknamige boek en Wittgenstein is een rugzakje: (...) dieser Rucksack, glaube ich, war es, der mich auf die an sich eher abwegige Idee einer gewisserma�en k�rperlichen Verwandschaft zwischen ihm, Austerlitz, und dem 1951 in Cambridge an der Krebskrankheit gestorbenen Philosophen brachte. Toen K. Michel ooit met een paar vrienden naar Belgi� trok aan de hand van het openbaar vervoer, konden ze die nacht gelukkig terecht in een Leuvens studentenhuis. Bij het ontwaken zagen ze dat de gastheer de volgende tekst (ongeveer) aan de deur had gehangen.
Abonneren op:
Posts (Atom)