zondag 5 april 2009

Het laatste gesprek is opgenomen. Tijd voor mij om terug te kijken en mijn onderzoek hard te maken. Twee van de drie boeken leunen (omwille van hun a-typische vorm) wat hun innerlijke samenhang en noodzaak betrof, zo dacht ik steeds in de eerste plaats op het 'ik' en 'het oeuvre of overige werk en onderzoek' van de desbetreffende schrijvers. Columns, essays, gedichten, gedachten over de geschiedenis en de beeldende kunst. Moeilijk deze boeken 'een roman' te noemen en toch valt alles voor -mij, de lezer- als een geheel op zijn plaats. De drie schrijvers maakten zowel tijdens de gesprekken, als in hun boeken, opmerkingen over de plaats van en het begrijpen van het 'ik'. Als ik 'ik zeg in een gedicht, zei Tonnus Oosterhoff me, is het nooit 'ik' die 'ik' zeg. K. Michel gaf dan weer toe dat we het 'ik' nodig hebben, als een kapstok waar we dingen aan kunnen hangen. Als we dat niet doen worden we gek, maar tegelijkertijd is het 'ik' gevaarlijk als gemalen glas in het voer van honden. Wim Noordhoek tenslotte hoopt er in 'Is daar Iemand?' op 'dat er in de letteren heel nieuwe verhalen ontstaan over de verschijningsvormen van het ik, de toestanden van het brein.' In het artikel over de chronotoop, koppelt Bachtin het ontstaan van het genre van de roman aan de manier waarop wij de tijd begrijpen en interpreteren. Bachtin onderzoekt de soorten -ik's- of helden die de verschillende ontstaansvormen van de roman door de eeuwen heen hebben bevolkt. In het reisverhaal is het 'ik' vaak een nar, een gek of een verschoppeling die naar de wereld kijkt en over haar vertelt. Een flaneur, een wandelaar, een voorbijganger, een einzelganger, een bedrieger, een hartendief, een profiteur, een vrouwen/mannenversierder, een oplichter, een mensenhater, een vreemde, een vagebond. Met 'ontwikkelde psychologie' heeft dat (zo wil mijn vooruitgangsdenken steeds) weinig te maken. Des te doeltreffender echter, werd de wereld toen al door deze ogen, gezien en begrepen.