vrijdag 6 februari 2009


Woorden, zo vrees ik al mijn leven lang, nemen een loopje met je, en waar ga je dan naartoe? In het begin was er de verleiding om de avond in Elsene groots te zien. Heb ik dit opgeschreven in dit notitieboekje dat ik met mijn laatste Kuna's na mijn verblijf in Kroatië, op de luchthaven van Zagreb heb gekocht?

*KRITIEK
*THEMA: HET KWADE
*UITGANGSPUNT: TEKST
*MARQUIS DE SADE
*ECONOMIE VAN HET KWADE
*SAFRANSKI

Het herinnert me aan het achtergelaten boodschappenlijstje dat ik laatst in een winkelwagentje van de Colruyt vond. Mij overviel toen het verlangen een tweede keer de winkel in te gaan en alles wat op het lijstje stond mee naar huis te nemen, inclusief de hand van diegene die het lijstje had samengesteld. Een werkelijkheid van beschuit, bitterkoekjes en appelen die me een moment lang in zijn nabijheid bijna gek maakte.

Op de volgende pagina in het boekje worden de woorden 'Economie van het kwade' nog een keer herhaald, maar ze worden gelukkig aangevuld met het woord kolder. Er duiken voor het eerst namen op: Wim Noordhoek en Tonnus Oosterhoff.

Er volgen pagina's met flarden teksten die naar gedichten zullen leiden. Er komt een gesprek met Samuel Vriezen die op bezoek is in Brussel. Ik vertel hem dat ik een moment lang met de gedachte speelde alleen maar schrijvers uit te nodigen. En er een grote schrijvers-conferentie in de bibliotheek van Elsene van te maken. Samuel vertelt me hoe een aantal buitengewoon interessante natuurwetenschappers die, nadat ze elk afzonderlijk waren geïnterviewd, aan een tafel werden samengebracht om er te praten over de toekomst van de wereld. Er werd erg veel van dat gesprek verwacht. Een keer ze echter bij elkaar aan tafel zaten, bleek niemand nog in staat iets zinnigs te zeggen.

De volgende pagina's in mijn notitieboekje slaan een onverwachte weg in. Zinnen variërend van: 'er moet nu eenmaal af en toe iemand zijn die iets zegt' naar 'ik zou nog met u willen praten' naar 'brieven van/aan de doden,' 'stelen van de doden,' 'praten met de dood' en 'ik heb iets van je gestolen toen je nog niet koud was.' De dood doet zijn intrede en de citaten komen als vanzelf. Eén heb ik gelezen op het log van Wim Noordhoek die in Marbach in Duitsland de expositie gericht aan leven en werk van Sebald bezocht. W.G.Sebald noteerde: 'Der Schreiber geht immer wieder ins Totenreich zurück. Er ist drüben gewesen… wenn man nicht so schreibt mit welchem Zweck schreibt man dann überhaupt?'

Ik denk aan J.D. Salinger die zijn hoofdpersonage in Catcher in the Rye laat zeggen: 'What really knocks me out is a book that, when you're all done reading it, you wish the author that wrote it was a terrific friend of yours and you could call him up on the phone whenever you felt like it. That doesn't happen much, though. I wouldn't mind calling this Isak Dinesen up. And Ring Lardner, except that D.B. told me he's dead. You take that book Of Human Bondage, by Somerset Maughum, though. I read it last summer. It's a pretty good book and all, but I wouldn't want to call Somerset Maughum up. I don't know. He just isn't the kind of a guy I'd want to call up, that's all. I'd rather call old Thomas Hardy up. I like that Eustacia Vye.' (The Catcher in the Rye -J.D. Salinger)

En tenslotte herinner ik me de niet-verzonden brief van K. Michel aan Julio Cortázar uit In een handpalm (2008). K. Michel overpeinst een gedachte van Cortazar in 'over het korte verhaal en omstreken' en brengt die gedachte op een en hetzelfde moment meesterlijk in de praktijk. Als een Russische matroesjka kan het verhaal worden afgepeld. Jammer, besluit hij op het einde van de brief aan Cortazar, dat we elkaar niet een keer hebben ontmoet, toen je nog leefde.

Het boek Ask the Dust van John Fante las ik afgelopen jaar, terecht of niet, als Fante's hoogstpersoonlijke reis naar het schrijverschap. Een hilarisch maar ook in-trieste verslag van hoe het Fante als schrijver verging, daar lijkt het op. Maar is er niet meer aan de hand? Ook in het verhaal van Tomas Mann Tod in Venedig lijkt het hoofdpersonage te willen samen smelten met zijn muze. Beide verhalen eindigen onheilspellend. Fante's held Arturo Bandini ziet zijn drugsverslaafde muze wegwandelen in de woestijn. Hij kan haar niet redden. Mann laat zijn held sterven terwijl hij in gedachten vol verlangen een jongeling achterna de zee inloopt.

De drie schrijvers waar ik mee wil praten zijn nog lang niet dood. Ik wil ze, nu het nog kan, in elk geval vragen hoe ze 'ik' schrijven en waarom ze datzelfde 'ik' ook meteen weer in vraag stellen. Ik wil weten met wie ik praat als ik met ze praat. En of dat dezelfde 'ik' is met wie ik wilde praten.

De laatste notities in mijn boekje zijn slordig neergekrabbeld. Waarschijnlijk had ik haast. Reizen van- reizen in-reizen op-reizen naar-reizen onder-reizen boven- reizen naast-reizen bij-reizen naast de levenden (dit is doorstreept en vervangen door: het zwart). Verder ook nog: een reis in stilstaand water-zwemmen in stilstaand water- zeilen-tussentijds reizen-en voetnoot in de tussentijd.